maandag 17 november 2008

Installatie SQL Server 2005 op een geclusterde omgeving

Installatie SQL Server 2005 op een geclusterde omgeving

{ tekst } = opdracht in tekst (voor gebruik in CMD.EXE)
< tekst > = variabele (uiteindelijk invoeren zonder < >)
‘ tekst ’ = AD rechten
“ tekst “ = tekst in te voeren in een invoerveld
[ tekst ] = aan te klikken knop of menu item in een scherm
1. Keuze voor versie SQL Server 2005
a. Developer versie voor alle niet productie omgevingen, Acceptatie, Test en Development (1 licentie voor elke gebruiker, ~ 60 euro per licentie)
b. Enterprise versie voor alle geclusterde productie omgevingen (1 licentie per processor, ~ 22.500 euro per processor, quad core processor geldt als 1 processor)
c. Standaard versie voor alle niet geclusterde productie omgevingen die geen hoge performance eisen hebben (1 licentie per processor, ~ 6.000 euor per processor, quad core processor geldt als 1 processor)
2. Maak een aantal service accounts aan als gewone domain users zonder extra rechten op de SQL Server Cluster nodes
a. “Svc_AwsSQLService” - SQL Server Service account
b. “Svc_AwsSQLSAS” - SQL Server Analysis Service account
c. “Svc_AwsSQLSAgs” - SQL Server Agent Service Account
d. “Svc_AwsSQLSB” - SQL Server Browser Service Account
e. “Svc_AwsSQLSRS” - SQL Server Reporting Service Account
3. Maak vier domein groepen aan t.b.v. de SQL Server installatie per cluster
a. “BINCK\DL_Appl_SQLServer_INSA01” - SQL Server groep
b. “BINCK\DL_Appl_SQLServerAgent_INSA01” - SQL Agent groep
c. “BINCK\DL_Appl_SQLFullTextService_INSA01” - SQL Full Text Search groep
d. “BINCK\DL_Appl_SQLAnalysisService_INSA01” - SQL Analysis groep
4. Log in op de eerste node met behulp van het Cluster Service Account
5. Start de setup vanaf de cd/dvd of netwerkshare
6. In het scherm [End User License Agreement] vink [I accept the licensing terms and conditions] aan en klik op [Next]
7. In het scherm [Installing Prerequisites] klik op [Install]
8. Als de prerequisites geinstalleerd zijn klik op [Next]
9. In het scherm [Welcome to the Microsoft SQL Server Installation Wizard] klik op [Next]
10. Controleer het scherm [System Configuration Check] op fouten of meldingen en klik op [Next]
11. In het scherm [Registration Information] vul het “Naam” en “Company” veld in en klik op [Next]
12. Vervolgens alles aanvinken in het scherm [Components to Install] (Niet op [Next] klikken!)
a. [SQL Server Database Services]
1. [Create a SQL Server failover cluster]
b. [Analysis Services]
1. [Create an Analysis Server failover cluster]
c. [Reporting Services]
d. [Notification Services]
e. [Integration Services]
f. [Workstation components, Books Online and development tools]
13. Klik nu op [Advanced] (niet op [Next])
14. Pas de diverse locaties aan voor de diverse onderdelen (zie afbeeldingen bijlage A)
a. Database Services op {D:\Microsoft SQL Server}
1. Data Files op {E:\Microsoft SQL Server}
2. Shared Tools op {D:\Microsoft SQL Server}
b. Analysis Services op {D:\Microsoft SQL Server}
1. Data Files op {E:\Microsoft SQL Server}
2. Shared Tools op {D:\Microsoft SQL Server}
15. In het scherm [Instance Name] klik op [Named instance] en vul daar de instance naam in en klik op [Next]
16. Vervolgens dient de Virtual server name ingegeven te worden in het scherm [Virtual Server name] en klik op [Next]
17. Bij [Virtual Server Configuration] dient aangegeven te worden welk netwerk gebruik dient te worden voor communicatie met de clients en het te gebruiken IP adres voor deze virtuele server, vul deze in, klik op [Add] en klik op [Next]
18. In het scherm [Cluster Group Selection] geef je de SQL Server resource group op en de locatie van de [Data Files] en klik je op [Next]
19. Vervolgens dien je aan te geven in [Cluster Node Configuration] welke nodes nog meer gebruikt moeten kunnen worden door deze virtuele server (als backup van de node waarop je installeert, dit kunnen er meerdere zijn, als het cluster uit meer dan twee nodes bestaat). Selecteer de node, klik op [Add] en vervolgens op [Next]
20. Om de installatie op alle nodes goed plaats te laten vinden dient er geinstalleerd te worden met een domain account dat local administrator is op alle nodes van het cluster. Vul deze gegevens in en klik op [Next]
21. De Service accounts welke aangemaakt zijn in stap 2 dienen nu ingevuld te worden in het scherm [Service Account]. Vink [Customize for each service account] aan en selecteer een voor een de services in [Service] en vul de inlognamen, wachtwoorden en domein namen in voor elke service. Klik daarna op [Next]
22. Het scherm [Domain Groups for Clustered Services] vraagt om de domain group’s welke in stap 3 zijn aangemaakt. Vul deze in en klik op [Next]
23. Als het Cluster Service Account niet de benodigde rechten heeft gekregen binnen AD (zie stap 2 in het document “Installatie en configuratie Windows Server 2003 R2 met SP1 voor clustering.doc) dan komt nu een foutmelding welke meldt dat er niet voldoende rechten zijn om accounts toe te voegen aan de in de vorige stap ingevulde groepen. Zorg dat het account waarmee je in bent gelogt deze rechten alsnog krijgt en klik op [Ok]. Installatie van SQL Server dient opnieuw gestart te worden.
24. In het scherm [Authentication Mode] dient [Mixed Mode] aangevinkt te worden en een password voor het “sa” account ingevuld te worden. Klik daarna op [Next]
25. In principe dient het scherm [Collation Settings] niet aangepast te worden, klik daarom op [Next]
26. In het scherm [Report Server Installation Options] klik je op [Next] zonder aanpassingen
27. [Error and Usage Report Settings] is het scherm waarin aangegeven wordt of fouten en gebruiksgegevens (anoniem en er wordt geen inhoudelijke data doorgestuurd) naar Microsoft gestuurd mogen worden. Microsoft kan hierdoor de producten verbeteren. Maak de juiste keuze hier en klik op [Next]
28. De setup wordt nu gestart en kan gevolgt worden in het scherm [Setup Progress], indien het klaar is, klik op [Next]
29. Klik op [Finish] in het scherm [Completing Microsoft SQL Server 2005 Setup]
30. Herstart alle nodes een voor een en check of alle resources online komen met behulp van de [Cluster Administrator] tool.


Installatie Service Pack 2
De installatie van een Service Pack is vergelijkbaar met het installeren van een Hot Fix Rollup. Deze tweede zal dus niet apart besproken worden, daarvoor komen de volgende stappen grotendeels overeen.
1. Log in met het Cluster Service Account (deze heeft local administrator rechten op alle nodes)
2. Start de SP2 executeable en klik op [Next] in het [Welcome] scherm
3. Klik op [I accept the agreement] en vervolgens op [Next] in het [License Terms] scherm
4. In het scherm [Feature Selection] vink alle onderdelen aan en klik op [Next]
5. Kies voor de default (Windows Authentication] en klik op [Next]
6. Ook voor de installatie van een Service Pack of Hot Fix installatie is een account nodig welke local administrator rechten heeft op alle nodes. Hier wordt het Cluster Service Account voor gebruikt omdat deze toch al local Administrator is. Vul de “Username”, “Password” en “Domain” in en klik op [Next]
7. [Error and Usage Report Settings] is het scherm waarin aangegeven wordt of fouten en gebruiksgegevens (anoniem en er wordt geen inhoudelijke data doorgestuurd) naar Microsoft gestuurd mogen worden. Microsoft kan hierdoor de producten verbeteren. Maak de juiste keuze hier en klik op [Next]
8. Het volgende scherm controleert of er bepaalde services actief zijn en dus voor een noodzakelijke reboot kunnen zorgen na de installatie van het Service Pack of Hot Fix. Er kan hier gewoon op [Next] geklikt worden, een reboot na installatie is aan te raden.
9. Nu is de setup klaar om te installeren [Ready to Install], klik hier op [Install]
10. De installatie wordt nu gestart en kan gevolgt worden in het scherm [Installation Progress], indien het klaar is, klik op [Next]
11. In het scherm [Installation Complete] klik op [Next]
12. In het scherm [Additional Information] dient het vinkje voor [Launch the User Provisioning Tool for Windows Vista after SP2 installation completes] niet aangevinkt te worden. Klik op [Finish]
13. Begin bij stap 1 voor de eventuele Post SP2 hotfix rollup updates met de executable van de hotfix rollup update in plaats van de SP2 executable

Aanpassen rechten structuur op schijf
De C, D en E schijven hebben als het goed is de rechten automatisch juist geplaatst gekregen voor de diverse domein groepen. Voor de overige schijven dienen de rechten overeenkomstig onderstaande gegevens aangepast te worden.
Abbreviations:
CI - Container Inherit. The ACE will be inherited by directories.
OI - Object Inherit. The ACE will be inherited by files.
IO - Inherit Only. The ACE does not apply to the current file/directory.
Folder
• Group or account Inheritance Rights
< driveletter>:\
• BUILTIN\Administrators: (OI)(CI) F
• NT AUTHORITY\SYSTEM: (OI)(CI) F
• CREATOR OWNER: (OI)(CI)(IO) F
• BUILTIN\Users: (OI)(CI) R
• BUILTIN\Users: (CI)(special access:) FILE_APPEND_DATA
• BUILTIN\Users: (CI)(IO)(special access:) FILE_WRITE_DATA
• Everyone: R
< driveletter >:\Microsoft SQL Server
• BUILTIN\Administrators: (OI)(CI) F
• NT AUTHORITY\SYSTEM: (OI)(CI) F
• BUILTIN\Administrators: F
• CREATOR OWNER: (OI)(CI)(IO) F
• BUILTIN\Users: (OI)(CI) R
• BUILTIN\Users: (CI)(special access:) FILE_APPEND_DATA
• BUILTIN\Users: (CI)(special access:) FILE_WRITE_DATA
< driveletter >:\Microsoft SQL Server\MSSQL.1
• BUILTIN\Administrators: (OI)(CI) F
• NT AUTHORITY\SYSTEM: (OI)(CI) F
• BUILTIN\Administrators: F
• CREATOR OWNER: (OI)(CI)(IO) F
• BUILTIN\Users: (OI)(CI) R
• BUILTIN\Users: (CI)(special access:) FILE_APPEND_DATA
• BUILTIN\Users: (CI)(special access:) FILE_WRITE_DATA
< driveletter>:\Microsoft SQL Server\MSSQL.1\MSSQL
• BINCK\DL_Appl_SQLServer_InsA01: (OI)(CI) R
• BUILTIN\Administrators: (OI)(CI) F
• NT AUTHORITY\SYSTEM: (OI)(CI) F
• BUILTIN\Administrators: F
• CREATOR OWNER: (OI)(CI)(IO) F

< driveletter>:\Microsoft SQL Server\MSSQL.1\MSSQL\Backup
• BINCK\DL_Appl_SQLServer_InsA01: (OI)(CI) F
• BUILTIN\Administrators: F
• BINCK\DL_Appl_SQLServer_InsA01: (OI)(CI) R
• BUILTIN\Administrators: (OI)(CI) F
• NT AUTHORITY\SYSTEM: (OI)(CI) F
• CREATOR OWNER: (OI)(CI)(IO) F
< driveletter>:\Microsoft SQL Server\MSSQL.1\MSSQL\Data
• BINCK\DL_Appl_SQLServer_InsA01: (OI)(CI) F
• BUILTIN\Administrators: F
• BINCK\DL_Appl_SQLServer_InsA01: (OI)(CI) R
• BUILTIN\Administrators: (OI)(CI) F
• NT AUTHORITY\SYSTEM: (OI)(CI) F
• CREATOR OWNER: (OI)(CI)(IO) F
< driveletter >:\Microsoft SQL Server\MSSQL.1\MSSQL\FTData
• BINCK\DL_Appl_SQLFullTextService_InsA01: (OI)(CI) F
• BINCK\DL_Appl_SQLServer_InsA01: (OI)(CI) F
• BUILTIN\Administrators: F
• BINCK\DL_Appl_SQLServer_InsA01: (OI)(CI) R
• BUILTIN\Administrators: (OI)(CI) F
• NT AUTHORITY\SYSTEM: (OI)(CI) F
• CREATOR OWNER: (OI)(CI)(IO) F
< driveletter >:\Microsoft SQL Server\MSSQL.1\MSSQL\JOBS
• BINCK\DL_Appl_SQLServerAgent_InsA01: (OI)(CI) F
• BINCK\DL_Appl_SQLServer_InsA01: (OI)(CI) R
• BUILTIN\Administrators: (OI)(CI) F
• NT AUTHORITY\SYSTEM: (OI)(CI) F
• CREATOR OWNER: (OI)(CI)(IO) F
< driveletter >:\Microsoft SQL Server\MSSQL.1\MSSQL\LOG
• BINCK\DL_Appl_SQLServerAgent_InsA01: (OI)(CI) F
• BINCK\DL_Appl_SQLServer_InsA01: (OI)(CI) F
• BUILTIN\Administrators: F
• BINCK\DL_Appl_SQLServer_InsA01: (OI)(CI) R
• BUILTIN\Administrators: (OI)(CI) F
• NT AUTHORITY\SYSTEM: (OI)(CI) F
• CREATOR OWNER: (OI)(CI)(IO) F
:\Microsoft SQL Server\MSSQL.1\MSSQL\repldata
• BINCK\DL_Appl_SQLServer_InsA01: (OI)(CI) F
• BINCK\DL_Appl_SQLServer_InsA01: (OI)(CI) R
• BUILTIN\Administrators: (OI)(CI) F
• NT AUTHORITY\SYSTEM: (OI)(CI) F
• CREATOR OWNER: (OI)(CI)(IO) F

Afhankelijkheden van cluster resources aanpassen
Als er meerdere data, index, log, backup en/of tempdb schijven zijn, dan dienen deze een afhankelijkheid ingesteld te krijgen voor de SQL Server Service resource. De volgende stappen beschrijven deze actie.
1. In Cluster Administrator selecteer de [SQL Server] resource group
2. Binnen de [SQL Server] resource group klik met de rechtermuisknop op de [SQL Server] resource en kies voor [Take Offline]
3. De [SQL Server Agent] resource gaat nu automatisch ook offline omdat deze een afhankelijkheid heeft van de [SQL Server] resource
4. Klik met de rechtermuisknop op de [SQL Server] resource en kies voor [Properties]
5. In het [SQL Server Properties] scherm klik op de [Dependencies] tab en vervolgens op [Modify]
6. Voeg vanuit de [Available resource] alle beschikbare schijven toe naar [Dependencies] door middel van selecteren van de schijven en op [-->] te klikken. Klik vervolgens op [Ok] en nogmaals op [Ok] om te bevestigen
7. Klik met de rechtermuisknop op de [SQL Server Agent] resource en klik op [Bring online]. De [SQL Server] resource zal nu automatisch ook online gebracht worden omdat de Agent resource afhankelijk is van de Server resource
8. Test de failover functionaliteiten van het cluster


Bijlage A: - SQL Server Setup afbeeldingen


Bijlage B: - SQL Server Service Pack 2 setup afbeeldingen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten